Arnoud Arps
Iedereen die een band heeft met Indië, en dat zijn er velen in Nederland, zal een zwak hebben voor Indisch eten. Sommige gerechten brengen herinneringen aan vroeger naar boven, andere gerechten hebben geholpen om een plek te vinden in een land dat niet altijd gastvrij was. We lezen dit ook terug in de literatuur, waar een Indische rijsttafel zowel verbindend als verdelend kan zijn. Indisch eten is dus sterk verbonden met gevoel, maar hoe valt dit gegeven wetenschappelijk onder woorden te brengen
Zoals Jacqueline Bel verderop in dit nummer schrijft, is de wetenschappelijke studie naar eten, meer bekend als food studies, inmiddels uitgegroeid tot een gevestigd wetenschappelijk veld. De interesse in eten vanuit de literatuurwetenschap kan verklaard worden door de groeiende markt voor het schrijven over eten en door de aandacht voor de effecten van de geïndustrialiseerde landbouw. Dit jaar verschijnt bijvoorbeeld de grondig herziene versie van het invloedrijke What to Eat (2006) van Marion Nestle (overigens niet gerelateerd aan het voedingsbedrijf Nestlé). Met de nieuwe titel What to Eat Now (2025) geeft het boek antwoord op vragen over wat goed eten is en waarom heerlijk, eerlijk en verantwoord eten belangrijk is.
Vanuit cultureel perspectief is er onderzoek gedaan naar de relatie tussen hoe en wat men eet en sociale identiteit en machtsverschillen. Zo kan met betrekking tot de rijsttafel onderzocht worden hoe deze werd geserveerd in Nederlands-Indië en wie er deel uit mocht maken van het eetgezelschap. De maatschappelijke relevantie van voedseljournalistiek en de invloed van beroemde televisiechefs is een andere onderzoekslijn. In de Nederlandse pers worden de termen ‘Indisch’ en ‘Indonesisch’ maar al te vaak door elkaar gehaald wanneer er over Indisch eten geschreven wordt. Wat betekent het wanneer die scheiding niet in stand wordt gehouden? En kunnen televisiechefs en kookboekenauteurs als Danny Jansen gezien worden als culturele poortwachters? Het ideologische gebruik van eten om ideeën te verspreiden over wie er wel of niet tot een bepaalde gemeenschap behoort, is namelijk ook een onderwerp van studie. Daarmee kan bijvoorbeeld gekeken worden wie of wat deel uitmaakt van de Indische keuken. De literaire en culturele relevantie van Indisch eten komt in dit themanummer uitgebreid aan bod. Het is echter niet de eerste keer dat wij ons in het tijdschrift op eten richten.

Bron: Het oudste Indische kookboek Kokki Bitja uit 1843. NPO RADIO 1
Eten en drinken
De trouwe lezer van Indische Letteren zal het zich nog herinneren. In 2016 maakten wij een themanummer over ‘Eten en drinken’. Het opende met een artikel van Gerard Termorshuizen over de roman Nummer Elf (1893) van P.A. Daum. Dit ging over de ‘pil nummer elf’, ofwel vergiftigingen in de Indische literatuur. José Buschman schreef over de Indische keuken van Louis Couperus. Haar tekst ging over het door haar samengestelde Couperus-kookboek, dat niet alleen de favoriete maaltijden van Couperus’ romanfiguren beschrijft, maar ook die van Couperus zelf. Esther Captain schreef over het verzamelen en opschrijven van recepten als manier van overleven in de Japanse kampen; het hielp de gevangenen het knagende gevoel van honger te verlichten.
Paulien Schuurmans ging vervolgens in op cartoons over eten en drinken in de Indische pers. Cartoonisten waren belangrijker dan kroniekschrijvers, want ze leverden met hun tekeningen tegelijkertijd kritiek op de Indische maatschappij. Edy Seriese ging in het laatste artikel op zoek naar eten in het werk van Jan Boon. De conclusie van de redactie van Indische Letteren luidde:
Over eten valt dus veel te vertellen. Het stilt niet alleen de honger, maar ook het verlangen naar vroegere en/of betere tijden. En het gaat gepaard met allerlei etiquette waarbij het ene gerecht wél getjampoerd moet worden en het andere juist níet, of waarbij de ingrediënten heel precies afgemeten worden met katties of juist kira-kira. Bovendien is er ook altijd een sociale component: welstand en rijkdom of armoede en ontbering spelen ook een belangrijke rol. We hopen dat u geniet van dit themanummer, zoals van een goed samengestelde rijsttafel waarin alle smaken tot hun recht komen. Van zoete wraak naar bitter verlangen en van milde observaties naar scherpe kritiek.
Hoe nu verder? Hoe breiden wij dit onderwerp negen jaar na het verschijnen van het vorige themanummer uit? Het Bronbeek-symposium van 3 november 2024, waarop dit themanummer is gebaseerd, ging over ‘Culinair Indië’. Daarmee bouwen wij voort op wat eerder is geschreven, maar wij richten ons hier in het bijzonder op eten, de keuken en de kookkunst.
Wat houdt ‘Culinair Indië’ in en waar vinden wij dit terug? Het zijn brede vragen die vanuit verschillende perspectieven beantwoord kunnen worden. Het is juist die veelzijdigheid die wij zo interessant vinden en die we proberen vast te leggen met behulp van de verschillende schrijvers.

Immaterieel erfgoed
Voordat u dat leest, eerst nog iets over het thema en over mijn lopende onderzoek, dat zich mede richt op de literaire verbeelding van immaterieel erfgoed uit het Nederlandse koloniale verleden. Het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland verstaat onder immaterieel erfgoed ‘de tradities, rituelen, festiviteiten en gewoonten die van generatie op generatie worden doorgegeven’. Ook eten valt hieronder. Waar bij materieel erfgoed verwezen wordt naar tastbare zaken als voorwerpen en gebouwen, is immaterieel erfgoed het niet tastbare, dat vaak aan materieel erfgoed gekoppeld wordt. Sinds november 2022 zijn Indisch koken en de Indische rijsttafeltraditie bijvoorbeeld officieel erkend als Nederlands immaterieel erfgoed.
Belangrijk daarbij is dat het gaat om ‘levend erfgoed’, wat inhoudt dat het in de loop der tijd aan verandering onderhevig is. Een ander belangrijk aspect van de rijsttafel is dat het gaat om immaterieel erfgoed dat ontstaan is tijdens de Nederlandse koloniale periode in Indonesië. Waar er momenteel veel herkomstonderzoek gedaan wordt naar materieel erfgoed uit de koloniale periode (denk aan de teruggave van honderden culturele objecten uit de Rijkscollectie), zijn vragen over herkomst en eigenaarschap niet op vergelijkbare wijze aan de orde bij immaterieel erfgoed.
De vraag rijst wie de eigenaar is van immaterieel erfgoed uit een gedeeld koloniaal verleden. Het is een lastige vraag zonder voor de hand liggend antwoord. Opvallend is dat er in zogenaamde food media, dat wil zeggen hedendaagse culturele mediavormen die culinaire tradities representeren, op verschillende manieren antwoord wordt gegeven op die vraag. In de context van Nederlands-Indië zien we dat Indonesiërs, Indische Nederlanders in de Verenigde Staten en de Indische gemeenschap in Nederland, allen betekenis geven aan Indisch eten. Het duidelijkste voorbeeld daarbij is de welbekende rijsttafel. Ook, of juist, in de literatuur wordt er betekenis gegeven aan de Indische eet cultuur en de rijsttafel. De bijdragen in dit themanummer bevestigen dit.

Buiten de literatuur
Er zijn ook voorbeelden te vinden buiten de literatuur. In Nederland is de rijsttafel als maaltijd enorm populair. Deze is zelfs zo populair en wordt zo belangrijk geacht voor de Nederlandse cultuur dat toen er een maaltijd moest worden gekozen voor een van de beroemdste politieke ‘bromances’, dit de rijsttafel werd. Onze voormalige premier Mark Rutte heeft de Franse president Emmanuel Macron mee uit eten genomen in Den Haag en hem getrakteerd op een rijsttafel.
Elk jaar wordt in Californië het Holland Festival gehouden. Het is in feite een viering van Koningsdag, maar dan aan de andere kant van de wereld. Net als in Nederland is er bij deze viering in Long Beach een bijzondere rol voor Nederlandse tradities. Men kan klompen kopen, traditionele Nederlandse volksdansen zien, poffertjes eten, haring happen en Heineken drinken. Men kan echter ook saté en lemper eten. De reden dat dit kan, is dat Indonesisch street food hier gepresenteerd wordt als onderdeel van Nederlands culinair erfgoed. Op het festival zijn de Indonesische kraampjes en gerechten er door de jaren heen als vanzelf bijgekomen, maar wel op grond van de vraag naar dit eten vanuit de Indische diaspora in Los Angeles. Daar komt bij dat de organisator van het festival de Indisch-Nederlandse chef Jeff Keasberry is.
Keasberry heeft het kookboek Indo Dutch Kitchen Secrets (2016) geschreven, waarin hij verhalen en familierecepten heeft verzameld ‘from stroopwafel to rijsttafel’. Dit Engelstalige kookboek is wat wel een ‘narrative heritage cookbook’ wordt genoemd: een verhalend kookboek over culinair erfgoed. Andere voorbeelden zijn het Indonesische kookboek The Indonesian Table (2023) van Petty Pandean-Elliott en Het Kookschrift van de Indische Tantes (2024) van Marc Tierolf. Dit soort kookboeken gaan in grote mate over hoe (familie)herinneringen, in dit geval aan eten en eettradities, van generatie op generatie worden overgedragen. Daarbij behandelen ze nadrukkelijk wat deze tradities betekenen voor de mensen en waarom dat zo is.

Betekenisgeving en gelijktijdigheid
Betekenisgeving is veranderlijk. Het idee van de Indische rijsttafel is wellicht verbonden met een koloniale traditie, maar kan een andere vorm krijgen afhankelijk van de beschikbaarheid van ingrediënten en van de lokale context van een herinnerings- of eetcultuur. Bovendien kunnen dezelfde ingrediënten, hetzelfde gerecht of dezelfde traditie voor meerdere culturen tegelijkertijd iets anders betekenen.
Zo stelt de Indonesische chef Juna Rorimpandey in een documentaireserie op YouTube dat de rijsttafel niet slechts een erfenis is van het kolonialisme, maar dat deze nu ook deel uitmaakt van een Indonesische culinaire reis. Een ander voorbeeld van veranderlijke betekenisgeving zien wij bijvoorbeeld in de combinatie van pindasaus en mayonaise in een patatje flip. Waar wij dat in Nederland best kunnen waarderen, wordt dit in de Indonesische roman Gentayangan van Intan Paramaditha helemaal niet zo gewaardeerd:
Je gezicht vertrekt bij de gedachte aan satésaus vermengd met mayonaise. De combinatie klinkt walglijk en je ergert je aan de term saté ‘saus’ in plaats van saté ‘kruiden’ [bumbu]. Je voelt je verplicht om uit te leggen dat satésaus meer een topping op basis van pinda’s is voor bij gegrilde kip, rundvlees of geitenvlees. Je voelt je beledigd als je je Franse frietjes met satésaus voorstelt.
Overigens komt die afkeer niet slechts voort uit smaakverschil, maar wordt hier een relatie gelegd met de koloniale geschiedenis, die ervoor heeft gezorgd dat pindasaus naar Nederland kwam.
Deze koloniale geschiedenis is de laatste jaren als een donkere schim gaan hangen boven dit immateriële erfgoed uit een gedeeld koloniaal verleden. Het is echter niet onterecht, zelfs nodig, dat men wijst op de koloniale oorsprong en de nawerking daarvan in het heden. Ondanks die koloniale oorsprong ben ik een voorstander van een ‘hoopvoller’ perspectief ten aanzien van culinair Indië. Ik herken en erken de verschillen tussen de Indonesische en de Nederlands-Indische keuken, maar ook hun verwevenheid met elkaar.
Mijn veronderstelling is dat food media, zoals de boven beschreven narratieve erf goed-kookboeken, niet alleen laten zien dat meerdere culturen tegelijkertijd ‘eigenaar’ kunnen zijn van immaterieel erfgoed, maar tevens een ingang bieden voor wederzijds begrip. Daarmee volg ik de eerdergenoemde Jeff Keasberry, die stelt: ‘Kunnen we over het onderwerp kolonialisme praten zonder al te veel wenkbrauwen te fronsen? Ik denk van wel als we de nadruk leggen op eten.’
Dit komt overeen met wat de redactie nastreeft met dit themanummer. De literaire verbeelding van culinair Indië is niet gebaseerd op een reductie van betekenissen betreffende eigenaarschap, identiteit en pijnlijke geschiedenissen, maar is gebaseerd op een gelijktijdige productie van betekenissen hieromtrent.

Culinair Indië
De verschillende bijdragen in dit nummer vertellen, elk op eigen wijze, wat er culinair is aan en in Indië. Om te beginnen duikt Jacqueline Bel, hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde, in de Nederlands-Indische literatuur om te zien hoe er over het culinaire wordt geschreven. Haar insteek is klassiek literair. Ze vraagt zich af welke rol eten speelt en welke functies het heeft in een aantal romans die tussen 1860 en 2022 verschenen, van Multatuli’s Max Havelaar tot Lichter dan ik van Dido Michielsen. Bel komt tot de conclusie dat Indisch eten op vele manieren een rol speelt en dat het een ontwikkeling doormaakt van de marge naar het centrum. Die toenemende belangstelling wekt haar, en onze, nieuwsgierigheid naar wat de rol zal zijn van eten in de romans van de derde generatie Indische Nederlanders.
Recentelijk is bij Walburg Pers het boek Een Indische vrouw in Maleisië (2024) verschenen. Het boek bevat een onbekend reisverhaal van de schrijfster Dé-Lilah. In hun bijdrage in dit themanummer bespreken Rick Honings en Coen van ’t Veer aan de hand van vele voorbeelden de relatie die het hoofdpersonage Klausine Klobben heeft met eten, als ook hoe de Oostenrijkse ontdekkingsreizigster Ida Pfeiffer, die op een van haar wereldreizen in Indië terechtkwam, tegenover eten staat.

Het derde artikel is geschreven door historica en literatuuronderzoekster Adrienne Zuiderweg. Zij richt zich op egodocumenten geschreven in de VOC-tijd en op tussen 1876 en 1902 geschreven Maleise en Nederlandse kookboeken, die ze beschouwt als onderdeel van de Indische literatuurgeschiedenis. Vervolgens werpt zij de vraag op of kookboeken beschouwd kunnen worden als een Indisch literair genre. Het antwoord daarop acht zij bevestigend. Zuiderweg beschouwt het Indische kookboek als historisch proza en bespreekt onder andere hoe het gezien moet worden vanuit de narratologie. Door het Indische kookboek als literair genre te beschouwen geeft zij een nieuw argument waarom wij ons, behalve voor het eten zelf, ook zouden moeten interesseren voor de boeken op basis waarvan dat eten gekookt wordt.
Om ‘Culinair Indië’ verder in kaart te brengen hadden we op ons symposium twee bijzondere gasten uitgenodigd. Rick Honings en ikzelf spraken met schrijfster, historica en opiniemaker Lara Nuberg. Het gesprek ging over Indisch eten in haar jeugd, haar aankomende debuutroman Gado gado en de rol van Nederlands-Indië in haar leven. Het symposium werd afgesloten met een gesprek tussen televisiechef Danny Jansen en mij. We hadden het over zijn televisieprogramma Zoals alleen oma dat kan en zijn bijzondere voorliefde voor het verzamelen van antieke kookboeken. De uitgewerkte interviews kunt u in dit nummer teruglezen.
Tot slot nodigen we u graag nogmaals uit voor de Indische Letteren-lezing, die op vrijdag 26 september in Leiden zal worden uitgesproken door prof. dr. Lisa Kuitert onder de titel: ‘In druk, onder druk. Het boekenvak in Nederlands-Indië’. Achter in dit nummer kunt de uitnodiging vinden voor het jaarlijkse Bronbeek-symposium, dat dit jaar gewijd zal worden aan het thema ‘Feest!’, vanwege het veertigjarig bestaan van onze Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde. We hopen u bij beide activiteiten te mogen begroeten.
Arnoud Arps (1990) is als universitair gastdocent verbonden aan de University of California, Los Angeles (UCLA). Daar voert hij met een NWO Rubicon onderzoek uit naar hoe gedeelde koloniale eetgewoonten worden betwist en toegeëigend in hedendaagse food media uit Indonesië en de Nederlands-Indische diaspora. Hij is tevens als universitair docent werkzaam aan het departement Mediastudies van de Universiteit van Amsterdam.

