Yves Klein (28 april 1928 – 6 juni 1962) was een Franse kunstenaar van Indische afkomst en een belangrijke figuur in de naoorlogse Europese kunst. Op onze website hebben wij reeds aandacht besteed aan het werk van zijn vader: Frits Klein, in Frankrijk Fred Klein genoemd (https://indischmuseum.com/frits-klein/ ).
De Indische wortels van Yves, zijn zoon Yves Amu en zijn vader Frits zijn in een document vastgelegd; de overlijdensakte van de grootmoeder van vaders kant, Emma Charlotte Ploem. In dit document wordt aangegeven dat Emma Charlotte Ploem op 18 oktober 1928 is overleden en dat zij dochter is van Eduard Charel Ploem en de Inlandsche vrouw Eomi.


Yves Klein werd geboren in een schildersfamilie en ging in zijn geboortestad Nice naar de Nationale Koopvaardijschool; studeerde daarna aan de School voor Oosterse Talen, waarna hij in de boekhandel terechtkwam en zelfs een baan als paardendresseur had. Klein zag zijn leven en bestaan als kunstenaar als een geheel. Hij beschouwde dan ook de sport judo, die hij intensief beoefende (zwarte band), als een deel van zijn artistieke paden. Klein was een vooraanstaand lid van de Franse artistieke beweging van Nouveau réalisme, opgericht in 1960 door kunstcriticus Pierre Restany. Hij was een pionier in de ontwikkeling van performance art en wordt gezien als een inspiratie voor en als voorloper van zowel minimal art als pop art.
Yves Klein loste de crisis van de abstractie aan het eind van de jaren vijftig op en bracht een nieuwe kunststroming op gang, een nieuwe synthese van het toenmalig reële. Klein heeft veel inspiratie gegeven aan kunstenaars uit de Nederlandse Nul-beweging, zoals Jan Schoonhoven en Henk Peeters, welke laatste intensief contact met hem had.

KLEURVLAK
Geboren
Nice, 28 april 1928
Overleden
Parijs, 6 juni 1962
Nationaliteit
Frans
Opleiding
Geen formele Kunst opleiding
Partner
In 1962 getrouwd met Rotraut Uecker
Kinderen
Yves Amu Klein werd geboren op 6 augustus 1962 in Nice
Type kunstenaar
Kunstschilder – Hij werd bekend als de Franse monochromist
Biografie
Onderstaande biografie is een vertaling van de Engesle Wikipedia over Yves Klein (https://en.wikipedia.org/wiki/Yves_Klein ).
Een aan Yves Klein toegewijde website is: https://www.yvesklein.com/en . Op deze website vindt u ook een uitvoerige beschrijving van het werk van Yves.
Klein werd geboren in Nice, in het departement Alpes-Maritimes in Frankrijk. Zijn ouders, Fred Klein en Marie Raymond, waren beiden schilders. Zijn vader (zie zijn pagina op onze website: https://indischmuseum.com/frits-klein/ ) schilderde in een figuratieve, losse post-impressionistische stijl, terwijl zijn moeder interesse had in abstract expressionisme en een leidende figuur was in Art Informel, en regelmatig soirées hield met andere vooraanstaande beoefenaars van deze Parijse abstracte beweging. Yves Klein kreeg geen formele opleiding in kunst, maar zijn ouders lieten hem verschillende stijlen zien.
Van 1942 tot 1946 studeerde Klein aan de École Nationale de la Marine Marchande en de École Nationale des Langues Orientales. In die tijd raakte hij bevriend met Arman (Armand Fernandez) en Claude Pascal en begon te schilderen. Op negentienjarige leeftijd lagen Yves Klein en zijn vrienden op een strand in het zuiden van Frankrijk en verdeelden de wereld onderling; Arman koos de aarde, Pascal, woorden, terwijl Yves Klein de etherische ruimte rond de planeet koos, die hij vervolgens ging tekenen. Met dit beroemde symbolische gebaar van het tekenen van de hemel, had Klein, als in een mijmering, zijn kunst vanaf dat moment voorzien van de nodige stuwkracht: een zoektocht om de grenzen van het oneindige te bereiken.
In het begin van 1948, las Klein Max Heindel’s 1909 tekst ‘De wereldbeschouwing der Rozekruizers’ en streefde naar een lidmaatschap van een Amerikaanse vereniging gewijd aan de Rozenkruisers.

KLEURVLAK
Judo
Tijdens het bijwonen van de École Nationale des Langues Orientales begon Yves Klein het judo te beoefenen. In de jaren 1948 tot 1952 reisde hij naar Italië, Groot-Brittannië, Spanje en Japan. Hij reisde in 1953 naar Japan, waar hij op 25-jarige leeftijd een judomeester werd en ontving de rang van yodan (4e dan/graad zwarte band) van de Kodokan. Hij werd de eerste Europeaan die deze rang bereikte. Later dat jaar werd hij technisch directeur van het Spaanse judoteam. In 1954 schreef Yves Klein een boek over judo genaamd ‘Les Fondements du judo’. In datzelfde jaar vestigde hij zich permanent in Parijs en begon hij zich serieus te vestigen in de kunstwereld.
Muziek
Tussen 1947 en 1948 schreef Yves Klein zijn Monotone Symphony (1949) die bestond uit een enkel aanhoudend akkoord van 20 minuten gevolgd door een stilte van 20 minuten – een voorbode van Yves Kleins latere monochrome schilderijen en het werk van ‘Minimal’ musici, met name de ‘drone’muziek van La Monte Young en 4′33″ van John Cage.
Kunstwerken
Monochrome werken: The Blue Epoch
Hoewel Yves Klein al in 1949 monochromen had geschilderd en de eerste privétentoonstelling van dit werk in 1950 hield, was zijn eerste openbare tentoonstelling de publicatie van het kunstenaarsboek ‘Yves Peintures’ in november 1954. Als parodie op een traditionele oeuvrecatalogus, bevatte het boek een serie van intense monochromen gekoppeld aan verschillende steden waar hij de afgelopen jaren had gewoond. Yves Peintures anticipeerde op zijn eerste twee shows van olieverfschilderijen, in de Club des Solitaires, Parijs, oktober 1955 en ‘Yves: Proposition monochromes’ in Gallery Colette Allendy, februari 1956. De reacties van het publiek op deze shows, die oranje, geel, rood, roze en blauwe monochromen, stelden Yves Klein diep teleur.
Uit de reacties van het publiek realiseerde Yves Klein zich dat de kijkers dachten dat zijn verschillende, uniform gekleurde doeken neerkwamen op een nieuw soort heldere, abstracte interieurdecoratie. Geschokt door dit misverstand wist Yves Klein dat er een verdere en beslissende stap in de richting van monochrome kunst zou moeten worden gezet. Vanaf dat moment zou hij zich concentreren op één enkele primaire kleur: blauw.
De volgende tentoonstelling, ‘Proposte Monocrome, Epoca Blu’ in de Gallery Apollinaire, Milaan, (januari 1957), bevatte 11 identieke blauwe doeken, met ultramarijn pigment gesuspendeerd in een synthetische hars ‘Rhodopas’, beschreven door Yves Klein als “Het medium”. Ontdekt met de hulp van Edouard Adam, een Parijse verfhandelaar, behield het optische effect de glans van het pigment dat, wanneer het in lijnolie werd gesuspendeerd, de neiging had dof te worden. Yves Klein deponeerde later een Soleau-envelop (een verzegelde envelop die dient als bewijs van prioriteit voor uitvindingen die geldig zijn in Frankrijk, uitsluitend om de datum van een uitvinding, idee of creatie van een werk nauwkeurig vast te stellen) voor dit recept om de “authenticiteit van het pure idee” te behouden. Deze kleur, die doet denken aan de lapis lazuli waarmee de Madonna’s gewaden in middeleeuwse schilderijen werden geschilderd, zou bekend worden als International Klein Blue (IKB).
De schilderijen werden bevestigd aan palen die op 20 cm afstand van de muren waren geplaatst om hun ruimtelijke ambiguïteit te vergroten. Alle 11 doeken waren verschillend geprijsd. De kopers gingen door de galerij, observeerden elk canvas en kochten het doek dat in hun eigen ogen het beste was. Yves Kleins idee was dat elke koper iets unieks zou zien op het canvas dat ze kochten dat andere kopers misschien niet hebben gezien. Dus hoewel elk schilderij er visueel hetzelfde uitzag, was de impact die elk op de koper had volledig uniek.
De show deed Parijs, Düsseldorf en Londen aan en was voor Yves Klein een belangrijk en commercieel succes. De Parijse tentoonstelling, in de Iris Clert Gallery in mei 1957, werd een baanbrekende gebeurtenis. Ter gelegenheid van de opening werden 1001 blauwe ballonnen opgelaten en werden blauwe ansichtkaarten verstuurd met IKB-zegels die de postdienst als legitiem accepteerde (Yves Klein had de dienst omgekocht om ze te accepteren). Tegelijkertijd werd in Galerie Collette Allendy een tentoonstelling van kuipen met blauw pigment en vuurschilderijen gehouden.

BOVENSTAAND KLEURVLAK
De leegte
Voor zijn volgende tentoonstelling in de Iris Clert Gallery (april 1958), koos Yves Klein ervoor om niets te tonen, genaamd ‘La spécialisation de la sensibilité à l’état matière première’ en ‘sensibilité picturale stabilisée, Le Vide’: hij verwijderde alles in de galerijruimte behalve een grote kast, schilderde elk oppervlak wit en voerde vervolgens een uitgebreide toegangsprocedure voor de openingsavond in: het raam van de galerij was blauw geverfd en een blauw gordijn was opgehangen in de entreehal, bewaakt door de Republikeinse Garde met blauwe cocktail (De Republikeinse Garde, Frans: Garde républicaine, maakt deel uit van de Franse Nationale Gendarmerie. Het is verantwoordelijk voor het leveren van erewachten bij officiële ceremonies van de Franse Republiek en voor speciale veiligheidstaken in de omgeving van Parijs). Dankzij een enorme publiciteitscampagne stonden 3.000 mensen in de rij te wachten om in een lege ruimte te worden binnengelaten.
De kunsthistoricus Olivier Berggruen situeert Yves Klein “als iemand die streefde naar totale bevrijding”, en legt verbanden tussen pervers ritueel en minachting voor conventie. Yves Klein had tussen 1952 en 1954 judo bestudeerd in Japan en toonde ook interesse in het zenboeddhisme. Volgens Berggruen gebruikte hij rituelen niet als een middel om tot geloof te komen, maar eerder als middel om tot abstractie te komen, om tijdelijk de stoffelijke wereld te overstijgen en als een nieuw wezen naar de aarde terug te keren.
Yves Klein: “Onlangs heeft mijn werk met kleur me, ondanks mezelf, ertoe gebracht om beetje bij beetje, met wat hulp (van de waarnemer, van de vertaler), te zoeken naar de realisatie van materie, en ik heb besloten de strijd te beëindigen. Mijn schilderijen zijn nu onzichtbaar en ik zou ze graag op een duidelijke en positieve manier willen laten zien, in mijn volgende Parijse tentoonstelling bij Iris Clert”.
Later in het jaar werd hij uitgenodigd om het operagebouw van Gelsenkirchen, Duitsland, te versieren met een reeks enorme blauwe muurschilderingen, waarvan de grootste 20 bij 7 meter waren. Het operagebouw werd in december 1959 ingehuldigd. Yves Klein vierde de opdracht door naar Cascia, Italië te reizen om een ex-voto-offer te plaatsen in het Sint-Rita-klooster (Een ex-voto is een votiefoffer aan een heilige of aan een godheid; de term is meestal beperkt tot christendom): “Moge alles wat uit mij voortkomt mooi zijn”, bad hij. Het offer nam de vorm aan van een kleine doorzichtige plastic doos met drie compartimenten; één gevuld met IKB-pigment, één gevuld met roze pigment en één met bladgoud erin.
Pas in 1980 werd de container herontdekt.
Yves Kleins laatste twee tentoonstellingen bij Iris Clert waren ‘Vitesse Pure et Stabilité Monochrome’, november 1958, een samenwerking met Jean Tinguely, van kinetische sculpturen; en ‘Bas-Reliefs dans une Forêt d’Éponges’, juni 1959, een verzameling sponzen die Yves Klein had gebruikt om IKB-doeken te schilderen, gemonteerd op stalen staven en geplaatst in rotsen die hij in de tuin van zijn ouders had gevonden.

oktober 1960 KLIK OP BOVENSTAAND KLEURVLAK
Antropometrie
Ondanks dat de International Klein Blue schilderijen egaal gekleurd waren, experimenteerde Yves Klein met verschillende methodes om de verf aan te brengen; eerst verschillende rollen en later sponzen, creëerden een reeks gevarieerde oppervlakken. Dit experiment zou leiden tot een aantal werken die Yves Klein maakte met behulp van naakte vrouwelijke modellen bedekt met blauwe verf en over doeken gesleept of op doeken gelegd om het beeld te maken, waarbij de modellen als “levende borstels” werden gebruikt. Dit soort werk noemde hij antropometrie. Andere schilderijen in deze productiemethode zijn onder meer “opnames” van regen die Yves Klein maakte door in de regen rond te rijden met een snelheid van 70 mijl per uur met een canvas dat aan het dak van zijn auto was vastgemaakt, en doeken met patronen van roet gemaakt door het canvas te verschroeien met gasbranders.
Yves Klein en Arman waren voortdurend creatief met elkaar bezig, zowel als Nouveaux Réalistes als als vrienden. Beiden uit Nice, de twee werkten vele jaren samen en Arman noemde zelfs zijn zoon, Yves Arman, naar Yves Klein, die zijn peetvader was.
Soms werd de creatie van deze schilderijen omgezet in een soort performancekunst – een evenement in 1960, bijvoorbeeld, had een publiek gekleed in formele avondkleding, kijkend naar de modellen die hun taak uitvoerden terwijl een instrumentaal ensemble Yves Kleins The Monotone Symphony uit 1949 speelde.
In de performance ‘Zone de Sensibilité Picturale Immatérielle’ 1959-1962 bood hij lege plekken in de stad aan in ruil voor goud. Hij wilde dat zijn kopers The Void zouden ervaren door ze lege ruimte te verkopen. Deze ervaring kon volgens hem alleen betaald worden in het zuiverste materiaal: goud. In ruil daarvoor gaf hij een certificaat van eigendom aan de koper. In het tweede deel, uitgevoerd op de Seine in aanwezigheid van een kunstcriticus, zou Yves Klein (als de koper ermee instemde) het certificaat in brand te steken en de helft van het goud in de rivier gooien om de “natuurlijke orde” te herstellen die hij had uit balans gebracht door de lege ruimte (die nu niet meer “leeg” was) te verkopen. Hij gebruikte de andere helft van het goud om een reeks bladgouden werken te maken, die, samen met een reeks roze monochromen, zijn blauwe monochromen tegen het einde van zijn leven begonnen te vergroten.

Yves Klein (1960) KLIK OP BOVENSTAAND KLEURVLAK
Yves Klein staat ook bekend om een samengestelde foto ‘Saut dans le vide’ die oorspronkelijk werd gepubliceerd in zijn kunstenaarsboek Dimanche uit 1960, waarop hij blijkbaar van een muur springt, met uitgestrekte armen, richting de stoep. Klein gebruikte de foto als bewijs van zijn vermogen om zonder hulp naar de maan te reizen. In feite was ‘Saut dans le vide’ gepubliceerd als onderdeel van een breedbeeld van de kant van Yves Klein (de “kunstenaar van de ruimte”) die NASA’s eigen maanexpedities als hybris en dwaasheid aan de kaak stelde, een fotomontage waarin het grote zeildoek, vastgehouden door bevriende kunstenaars, waarop Yves Klein sprong, werd verwijderd uit het uiteindelijke beeld.
Yves Kleins werk draaide rond een door zen beïnvloed concept dat hij ‘le Vide’ (de leegte) ging omschrijven. Yves Klein’s leegte is een nirvana-achtige toestand die vrij is van wereldse invloeden; een neutrale zone waar men wordt geïnspireerd om aandacht te schenken aan de eigen gevoeligheden, en aan de ‘realiteit’ in tegenstelling tot ‘representatie’. Yves Klein presenteerde zijn werk in vormen die erkend werden als kunst – schilderijen, een boek, een muzikale compositie – maar die de verwachte inhoud van die vorm zouden wegnemen (schilderijen zonder afbeeldingen, een boek zonder woorden, een muzikale compositie zonder feitelijke compositie) alleen een omhulsel achterlatend, als het ware. Op deze manier probeerde hij voor het publiek zijn ‘Zones of Immaterial Pictorial Sensibility’ te creëren. In plaats van objecten op een subjectieve, artistieke manier weer te geven, wilde Yves Klein dat zijn onderwerpen werden gerepresenteerd door hun afdruk: het beeld van hun afwezigheid. Hij probeerde zijn publiek een toestand te laten ervaren waarin een idee zowel ‘gevoeld’ als ‘begrepen’ kon worden.
Veelvouden
Naast het schilderen van platte doeken, produceerde Yves Klein gedurende zijn carrière een reeks werken die de grenzen tussen schilderkunst en beeldhouwkunst vervaagden. Hij eigende zich gipsafgietsels toe van beroemde sculpturen, zoals de gevleugelde overwinning van Samothrace en de Venus van Milo, door ze International Klein Blue te schilderen; hij schilderde een wereldbol, 3D-reliëfs van gebieden in Frankrijk en deuvelverbindingen die hij als regen aan het plafond hing. Hij plakte ook sponzen op doeken en beschilderde borden. Veel van deze werken werden later na zijn dood als oplage vervaardigd.
In ‘Blauwe Obelisk’, een project in 1958 begonnen en pas in 1983 plaats vond, eigende hij zich de Place de la Concorde toe door blauwe schijnwerpers op de centrale obelisk te schijnen.

KLIK OP BOVENSTAAND KLEURVLAK
Laatste jaren
De kunstcriticus Pierre Restany, die vertelde dat zijn eerste ontmoeting met Yves Klein van fundamenteel belang was geweest voor hen beiden, richtte op 27 oktober 1960 samen met Yves Klein de Nouveau Réalisme-groep op in Yves Kleins studio/appartement. Oprichtende leden waren Arman, Francois Dufrêne, Raymond Hains, Yves Klein, Martial Raysse, Daniel Spoerri, Jean Tinguely en Jacques Villeglé, met later ook Niki de Saint Phalle, Christo en Gérard Deschamps. Normaal gezien als een Franse versie van Pop Art, werd het doel van de groep gesteld als ‘Nouveau Réalisme – nieuwe manieren om het echte waar te nemen’ [Nouveau Réalisme nouvelles approches perceptives du réel].
Een grote overzichtstentoonstelling werd gehouden in Krefeld, Duitsland, in januari 1961, gevolgd door een mislukte opening in Leo Castelli Gallery, New York, waarin Yves Klein er niet in slaagde een enkel schilderij te verkopen. Tijdens de tentoonstelling verbleef hij bij Rotraut in het Chelsea Hotel; en terwijl hij daar was, schreef hij het ‘Chelsea Hotel Manifesto’, een proclamatie van de ‘veelheid aan nieuwe mogelijkheden’. Voor een deel verklaarde het manifest:
“Op dit moment ben ik vooral opgewonden door ‘slechte smaak’. Ik heb het diepe gevoel dat er in de essentie van slechte smaak een kracht bestaat die in staat is om dingen te creëren die veel verder gaan dan wat traditioneel ‘Het Kunstwerk’ wordt genoemd. Ik wil spelen met het menselijk gevoel, met zijn ‘morbiditeit’ op een koude en woeste manier. Pas heel recent ben ik een soort doodgraver van kunst geworden (vreemd genoeg gebruik ik de termen van mijn vijanden). Sommige van mijn laatste werken zijn doodskisten en graven. Tegelijkertijd slaagde ik erin om met vuur te schilderen, waarbij ik gebruik maakte van bijzonder krachtige en verschroeiende gasvlammen, sommige wel drie tot vier meter hoog. Ik gebruik deze om het oppervlak van het schilderij zo te baden dat het het spontane vuurspoor registreerde”.
Hij ging verder om te exposeren in de Dwan Gallery, Los Angeles, en reisde veel in het westen van de VS en bezocht Death Valley in de Mojave-woestijn. In 1962 trouwde hij met Rotraut Uecker, de zus van de Duitse kunstenaar Günther Uecker.
Hij kreeg een hartaanval tijdens het kijken naar de film Mondo cane (waarin hij te zien is) op het filmfestival van Cannes op 11 mei 1962. Er volgden nog twee hartaanvallen, waarvan de tweede hem op 6 juni 1962 het leven kostte. Zijn zoon Yves Amu Klein werd geboren op 6 augustus in Nice.

Thomas McEvilley, in een essay ingediend bij Artforum in 1982, classificeerde Klein als een vroege, hoewel enigmatische, postmodernistische kunstenaar. Een soort parodie op Kleins Anthropometry-uitvoering is te zien in de film Wise Guys uit 1961 (oorspronkelijke titel: Les Godelureaux), geregisseerd door Claude Chabrol.
Het archief van Yves Klein is gehuisvest in Phoenix, Arizona, waar zijn weduwe Rotraut Klein-Moquay een huis heeft.
Op 8 december 2017 bracht de Welshe alternatieve rockband Manic Street Preachers de eerste single uit van hun dertiende studioalbum Resistance is Futile, International Blue. Het lied is geïnspireerd door Klein, met name de titulaire International Klein Blue. De bassist en tekstschrijver van The Manics, Nicky Wire, vertelde de Quietus: “Er was een vreugde in ‘International Blue’ waarvan we niet zeker wisten of we ze meer konden overbrengen, het gevoel verliefd te zijn op zoiets als Yves Klein, om de vreugde van die kleur en die levendigheid – we wisten niet zeker of we het nog in ons hadden. Het klinkt vrij jong.”
In 2017 had de MoMA- en WNYC-geproduceerde podcast voor hedendaagse kunst A Piece of Work, georganiseerd door Abbi Jacobson, een aflevering gericht op de blauwe monochromen van Klein. In 2018 bracht de podcast This is Love een aflevering uit, ‘Blue’, over Klein en zijn werk.
Een korte roman uit 2021, Blue Postcards van Douglas Bruton, is opgebouwd rond het leven en de kunst van Yves Klein.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.